Overslaan en naar de inhoud gaan
ProfessionalGemeentenForensische geneeskundeFormat specialist ouderengeneeskunde

Format Specialist Ouderengeneeskunde

Afhandeling van het overlijden van een verpleeghuisbewoner na een (val-) incident

Adres instelling

Personalia overledene

Naam overledene
Geboortedatum en geboorteplaats
Adres en woonplaats volgens GBA
Datum en gemeente overlijden
Opnamedatum in instelling
Opname op afdeling

Is er sprake van een wettelijke maatregel (zoals IBS, RM, art. 21),

Informatie t.a.v. het incident

Aangeven om wat voor incident het gaat

Datum van het (val-) incident
Is het (val)incident gemeld bij een interne commissie of IGJ?
Betreft het een val?

Mobiliteit voorafgaand aan het (val)incident

Persoonsgericht beleid

Indien het een val betreft: is er een valprotocol in de instelling?
Was er een bekend (val)risico?

Indien ja

Is het risico besproken en vastgelegd in het zorgplan?
Zijn maatregelen getroffen om het risico te beperken?
Is de familie hiermee akkoord gegaan?
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Toelichting

Het format wordt gebruikt indien een bewoner van de instelling is overleden na een incident in de voorgeschiedenis. De bedoeling is dat een goed beeld geschetst wordt van de overledene voor en na het (de) incident(en). Van belang is ook dat de toedracht zo goed mogelijk wordt beschreven. Alle vragen dienen te worden beantwoord. Het ingevulde formulier wordt aan de forensisch arts afgegeven. Zorg ervoor dat het patiëntendossier beschikbaar is.

  1. Onder de naam van de specialist ouderengeneeskunde moet de naam van de behandelaar worden ingevuld en niet die van de melder
  2. De Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) is bepalend voor het adres van de overledene
  3. De forensisch arts moet zich vergewissen van de identiteit van de overledene. Zorg er dus voor dat een kopie van een identiteitsbewijs (paspoort, identiteitskaart of rijbewijs) bij de stukken aanwezig is. Een kopie van een treinabonnement of een zorgpasje voldoet niet
  4. Vul zowel bij de opname als een eventuele overplaatsing de ZZP score in. Het cijfer volstaat: een omschrijving is dus niet nodig. Vul bv 5 in
  5. Geef aan op welke afdeling de bewoner is opgenomen c.q. naar welke afdeling hij is overgeplaatst. Dit kan zijn Chronisch Somatiek, Revalidatie, Niet aangeboren hersenletsel (NAH) of Psychogeriatrie (PG). Vink het vakje voor de afdeling aan. Indien een afdeling niet is vermeld, vul deze dan achter anders in
  6. Meld een incident bij een interne commissie zoals een MIC, MIP, FONA. Dit is in iedere instelling weer anders benoemd. Geef aan of de melding inderdaad is gedaan. Indien de melding aan de inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) verplicht is, vink dan  het vakje voor IGZ aan
  7. Geef bij vraag 1 naast de medische voorgeschiedenis een korte impressie van het beloop na de opname. Alleen relevante zaken zijn van belang, zeker indien bewoners al langer op de afdeling verblijven
  8. De toedracht van het incident is van belang om een goede indruk te krijgen wat er heeft plaatsgevonden. Beschrijf de omstandigheden, ook als niemand iets heeft gezien
  9. Wat is de reactie na het incident. Is de dienstdoende specialist ouderengeneeskunde geïnformeerd of de eigen behandelaar? Is deze gekomen of is de melding telefonisch afgehandeld? Welke afspraken zijn door de specialist ouderengeneeskunde gemaakt en zijn deze nagekomen? Denk hierbij aan controle van de bloeddruk of de temperatuur na de val. Vermeld deze informatie onder vraag 3
  10. Bij vraag 4 over het beleid is het van belang of de bewoner bekend was met enig (val-) risico en of daar in welk overleg dan ook (Multidisciplinair Overleg, Zorgoverleg of Zorgleefplanbespreking) afspraken over zijn gemaakt. Geef aan welke maatregelen zijn genomen om het valrisico zoveel mogelijk te beperken. Licht een en ander toe indien geen (val-)risico bekend is. Geef in ieder geval aan of een valprotocol in de instelling aanwezig is
  11. Geef bij vraag 5 aan in hoeverre er sprake is van medicatieveranderingen naast het normale gebruik
  12. Beschrijf bij vraag 6 de informatie, die nergens geplaatst kan worden bij de vorige vragen. Denk bijvoorbeeld aan het disfunctioneren van een bewegingsmelder.